De grote prestatie van Dr. Schüssler was dat hij duizenden mensen hun gezondheid en welzijn heeft teruggegeven.
Wilhelm Heinrich Schüssler werd op 21 augustus 1821 geboren in Zwischenahn in Duitsland. In 1858 begon hij als homeopatisch arts te werken in Oldenburg. De reguliere geneeskunde was toen nog nauwelijks gestart. Al snel had hij als arts onvrede met de homeopatische geneeswijze en de alsmaar uitbreidende hoeveelheid geneesmiddelen. Daardoor is hij gaan zoeken naar een vereenvoudiging en deze vond hij in de minerale zouten.
Het gedachtegoed van de wetenschappers Jacob Moleschott en Rudolf Karl Virchow hebben Schüssler aangezet tot het ontwikkelen van de celzouttherapie.
Jacob Moleschott (1822 – 1893) was fysioloog en hij onderzocht de processen in de menselijke cel. Uitspraak van Moleschott:
“De ziekte van de cel ontstaat door het verlies van anorganische zouten”.
Rudolf Virchow (1821 – 1902) was arts en wetenschapper en als één van de eersten bestudeerde hij de celpathologie. Hij stelde:
“Het wezen van een ziekte is de pathogeen (=ziekteverwekkend) veranderde cel”.
Daarop concludeerde Schüssler:
“Dan moet de gezondheid van de cel en zo ook de gezondheid van het lichaam hersteld worden door het weer aanvullen van de verliezen”.
Schüssler was er van overtuigd dat hij met de 12 basis celzouten alle kwalen zou kunnen verhelpen. Zo behandelde hij succesvol patiënten die leden aan difterie terwijl zijn collega’s machteloos stonden tegenover deze ernstige ziekte.